Nederlandse IS-kinderen

In 2019 reikte onze stichting de jaarlijkse Compassieprijs uit met als thema Kinderrechten.
Dit onderwerp en wat daarmee samenhangt, hield ons tijdens de voorbereidingen van de uitreiking intensief bezig.

We ontvingen in dat kader kortgeleden een afschrift van de brief die Kees Sietsma, oud- politiecommissaris van Amsterdam, schreef aan de Nederlandse regering over de beslissing om IS-kinderen al dan niet terug te laten keren naar Nederland, mede gelet op internationale verdragen.
We hebben besloten om deze brief op onze website te plaatsen.
Het gaat hier om een persoonlijk en overdacht verhaal dat een sterke relatie heeft met compassie; het geraakt worden door het leed en de pijn van anderen en daarvoor ‘in beweging komen’.
We beseffen dat degenen die hier een beslissing over moeten nemen voor een zware taak staan om belangen af te wegen en de veiligheid binnen de samenleving te waarborgen.
We hopen dat iedereen, of het nu de politicus is die een besluit moet nemen of de burger die zich hierover een mening wil vormen, de argumenten van Kees Sietsma wil meewegen bij zijn/haar uiteindelijke standpuntbepaling in deze zaak.

© Lisa Brandenburg 2019 – Deze illustratie vormde onderdeel van het project ‘Sketches for Children’s Rights’ van illustrator Lisa Brandenburg en UNICEF-hoogleraar Ton Liefaard, Universiteit Leiden, ter gelegenheid van de 30e verjaardag van het VN-Kinderrechtenverdrag.

 

Hieronder volgt de betreffende brief.


 

Weesp, 4 januari 2020

Aan de Minister President Mark Rutte Ministerie van Algemene Zaken Postbus 20001
2500EA DEN HAAG

Aan de Minister van Buitenlandse Zaken Stef Blok Ministerie van Buitenlandse Zaken
Postbus 20061
2500EB DEN HAAG

Aan de Minister van Justitie en Veiligheid Ferd Grapperhaus
Ministerie van Justitie en Veiligheid Postbus 20301

2500EH DEN HAAG

____________________________________________________________________________________

Onderwerp: Wensen voor het 75ste bevrijdingsjaar 2020: “Bevrijd” de Nederlandse IS- kinderen in noordoost Syrië, “neem” de moeders mee als dat in het belang is van de kinderen, en berecht ze in Nederland.

Excellenties,

Op 11 december 2019 las ik een artikel in NRC over de toespraak die de Minister van Buitenlandse Zaken heeft gehouden op de Internationale Mensenrechtendag d.d. 10 december 2019. De kop bevatte de conclusie van zijn toespraak: “Over mensenrechten ben ik strikt én pragmatisch”. Mij trof dat deze conclusie mede is geïnspireerd door gesprekken die hij met zijn ouders heeft gevoerd, over wat mensenrechten voor hun generatie hebben betekend. Deze generatie maakte de Tweede Wereldoorlog bewust mee. De vader van Minister Blok overleefde ternauwernood een Jappenkamp, zijn opa overleefde dit niet.

Met name waardeer ik de gedrevenheid waarmee Minister Blok zich voor mensenrechten inzet. In dat licht bezien wil ik ook graag mijn bijdrage leveren, door een voor mij relevante geschiedenis te belichten, in de hoop dat dit bijdraagt aan een heroverweging van het tot dusverre gevoerde kabinetsbeleid t.a.v. de gedetineerde kinderen en eventueel hun moeders in noordoost Syrië. Dat gaat ook over mensenrechten.

Mag ik net als Minister Blok beginnen met een verwijzing naar de Tweede Wereldoorlog? Aan het einde ervan ben ik geboren en mijn ouders hebben mij vernoemd naar vier verzetsstrijders: hun drie zonen en een broer van mijn vader. Twee van mijn broers en mijn oom vonden de dood in een Duits concentratiekamp/tuchthuis; mijn derde broer werd daar, weliswaar verminkt, op 29 april 1945 bevrijd.

Deze en vele andere verzetsstrijders, die wij vorig jaar nog bij de opening van het Museum Oranjehotel te Scheveningen hebben herdacht, leerden mij en vele anderen dat zij een keuze hebben gemaakt om te vechten tegen onrecht en onmenselijkheid. Een erfenis die mijn ouders aan mij hebben doorgegeven en die ik wil benutten om stelling te nemen tegen het beleid dat voorlopig inhoudt dat het kabinet de Nederlandse IS-kinderen en hun moeders niet wil (terug)zien in Nederland.

Dat kabinetsstandpunt, denk ik, is geen uiteindelijke oplossing en ook geen menswaardig standpunt. De IS-strijders hebben nauwelijks voorstelbare, verschrikkelijke misdrijven gepleegd; daarvoor moeten ze strafrechtelijk ter verantwoording worden geroepen. Maar geen enkel kind mag worden gestraft alleen vanwege de vreselijke daden van de ouders. Natuurlijk is het begrijpelijk dat deze daden emoties oproepen van wraak en haat, maar tegelijkertijd mag niet weggekeken worden van de verplichtingen, die neergelegd zijn in internationale verdragen inzake de rechten van de mens en in het bijzonder in de bepalingen van het verdrag van de rechten van het kind (IVRK). Juist die verplichtingen vereisen een voortdurend zoeken naar evenwicht tussen de belangen van de machtigen en het veiligstellen van de belangen van de machtelozen. In dit geval respectievelijk u en de IS-kinderen.

Bij de inschrijving in het gevangenenregister in het concentratiekamp in Dachau (Duitsland) werd als opmerking bij mijn oom en mijn twee broers op de gevangenenregistratiekaartgeschreven “SCH”. Dat geeft de kwalificatie “Schutzhaft” weer, een eufemistische term voor:

page2image64654720

Deze gevangenen hebben totaal geen rechten; het betreft een preventieve hechtenis zonder

tussenkomst van een rechterlijke macht en deze is ook niet te verwachten in de toekomst.

Voor mijn derde broer stond de verwachting in het gevangenenregister van het tuchthuis in

Ziegenhain vermeld dat hij na tien jaren gevangenisstraf onder aftrek van voorarrest, op 6 mei

1953 om 18.00 uur vrijgelaten zou worden. Er was echter geen schijn van kans dat deze

verwachting waargemaakt zou worden. Hij overleed door uitputting, ondervoeding en

tuberculose op de dag van de bevrijding van Ziegenhain door de Amerikanen, 29 maart 1945.

 

De Nederlandse IS-kinderen en hun moeders zitten nu bijna twee jaren gedetineerd: ook op basis van een preventieve hechtenis. De Koerden, het Internationale Rode Kruis, de Amerikanen en 495 Europese parlementsleden willen graag meewerken aan de repatriëring van de kinderen naar Nederland, om de zorg over deze kinderen voorlopig door de Nederlandse Kinderbescherming over te laten nemen. U wilt echter voorkomen dat de kinderen naar Nederland komen.

De angst voor mogelijk (her)radicaliserende Nederlandse moeders/vaders, herenigd met hun kinderen in Nederland, wint het kennelijk van de naleving van de bepalingen in artikel 3, lid 1 IVRK, dat voorschrijft dat de belangen van het kind de eerste overweging vormen bij alle maatregelen die het kind betreffen. Dat is een schrijnende conclusie voor de Nederlanders die in een rechtstaat leven.

Daarnaast heeft de Haagse rechtbank in haar vonnis d.d.11.11.2019 nog eens omschreven onder welke mensonterende omstandigheden deze kinderen in Syrische kampen opgroeien. Zij heeft daarbij gewezen op “bombardementen, seksueel misbruik, marteling, afwezigheidvan onderwijs,(kinder)sterfte, ijzige kou in de winter, overbevolking, (vermijdbare) ziektes,indoctrinatie en gebrek aan water en voedsel, sanitaire voorzieningen en medische zorg”.

Naar mijn stellige overtuiging dient u de mensenrechten niet door de werking van artikel 2, lid 2 IVRK tot nader order op te schorten. De kinderen mogen immers volgens dat artikel niet enkel en alleen bestraft worden vanwege de wandaden van de ouders. Met het terughalen van de kinderen naar Nederland wordt tenminste een einde gemaakt aan mensonterende omstandigheden waarin zij thans moeten leven.

De Kinderombudsvrouw heeft er herhaaldelijk op gewezen dat het voor de IS-kinderen van belang is dat de IVRK-bepalingen gerespecteerd worden. Zij verwijst daarbij ook naar een analyse van de Nederlandse Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), dat vooral de jonge kinderen beter kunnen worden opgehaald voordat ze totaal geïndoctrineerd zijn met een gewelddadige ideologie. Maar de Kinderombudsvrouw en de NCTV zijn, ondanks hun ervaring en expertise, als een roepende in de politieke woestijn.

De Kinderombudsvrouw heeft ook benadrukt dat de moeders met de repatriëring van de kinderen meegenomen dienen te worden, voor zover dat in het belang is van de kinderen.Dat sluit aan bij het vonnis van de Haagse rechtbank, waarin staat: “alleen als de Syrisch- Koerdische autoriteiten of anderen die betrokken zijn bij de repatriëring als voorwaarde stellen dat de moeders mee moeten met de kinderen, zal de Staat zich ook hiervoor moeten inspannen. Zij worden dan in Nederland voor de rechter gebracht”.

Misschien denkt u dat ik voorbijga aan de gruwelijke misdrijven die de Nederlandse kalifaatgangers mogelijk hebben begaan en waaraan hun Nederlandse echtgenoten/partners deelgenomen hebben of deze hebben ondersteund. Zij worden immers de moderne SS’ersgenoemd en ik denk dat die kwalificatie terecht is. Destijds sloten zich ongeveer 25.000 Nederlanders als Waffen-SS’ers aan bij de Duits/Germaanse “Jihad”, die moest leiden tot een groot Arisch Rijk, waarbij het Blut und Boden principe centraal stond om de gewelddadige rassenzuiveringen te kunnen rechtvaardigen.

Maar hierbij wil ik nog iets in herinnering roepen. Aan het einde van de TweedeWereldoorlog was de stemming onder de Nederlandse bevolking hardvochtig: “Voorlandverraders en collaborateurs (lees: SS’ers en NSB’ers) is geen plaats meer in Nederland”; zij hadden met de nationale solidariteit gebroken. Zij werden aanvankelijk over één kam geschoren en – al dan niet terecht – in Nederlandse interneringskampen geplaatst, inclusief moeders en kinderen. In veel gevallen werden hun huizen geplunderd en/of verbeurdverklaard. Zij hadden een “foute” keuze gemaakt en moesten daarvoor boeten. Ze werden maatschappelijk “melaats” verklaard en hun kinderen zijn daardoor voor hun leven getekend. De banden met hun “goede” familieleden werden vaak onherstelbaar beschadigd of verbroken. De kinderen van zogenaamde “foute” ouders noemen zich heden ten dage niet voor niets “De Vergeten Groep”, verenigd in de Stichting Werkgroep Herkenning.

De Parlementaire Enquêtecommissie, die in 1949 en in 1950 een onderzoek deed naar de gebeurtenissen in de Nederlandse interneringskampen, concludeert in haar rapport dat de toestand in deze kampen, met name kort na de bevrijding, “uitgesproken slecht” was. Deze beschrijving is grotendeels afkomstig van Johannes Rouwink, destijds medewerker van het Nederlands Instituut voor Oorlog Documentatie en hij vervolgt dat er in juni 1945 meer dan 100.000 mensen gevangen zaten. Eind 1949 zaten er, dankzij (lopende band)justitie en amnestiegolven, nog maar vierduizend “foute” Nederlanders vast.

U kunt de vergelijkingen laten voor wat het is, maar er is wel een groot opmerkelijk verschil in het politieke beleid dat kort na de Tweede Wereldoorlog is gevoerd en het beleid dat u op dit moment nastreeft. Destijds stelde de Nederlandse overheid zich ten doel haar “foute”onderdanen zo snel mogelijk na hun bestraffing weer in de maatschappij op te nemen, al was dat tegen het zere been van vele Nederlanders, waaronder (ex-)verzetsstrijders. Te allen tijde moest worden voorkomen dat een verbitterde en rancuneuze groep zou ontstaan, die een nieuwe bedreiging zou kunnen betekenen.

Al was het overheidsbeleid in die chaotische tijd na de oorlog geen succes te noemen, toch gaf de Nederlandse overheid het voorbeeld door kinderen van “foute” ouders op gelijkwaardige wijze als kinderen van “goede” ouders te behandelen door ze onder andere in aanmerking te laten komen om geselecteerd te worden voor de opleiding tot belangrijke leidinggevende overheidsfunctionarissen. Ik ben die overheid nog steeds dankbaar dat ik deze “kinderen van” als Nederlandse mensen/collega’s heb leren kennen, zonder het onderscheid tussen “goed” en “fout” te hoeven maken. Hierdoor heb ik ingezien dat het verzetskruis ook een andere kant heeft.

Het is nu onze taak in onze rechtsstaat het verschil met het kalifaat te maken en laten zien dat de keuzes die wij maken, menswaardig zijn en passen bij onze rechtsstaat. Daarbij kunnen wij Minister Blok steunen in zijn duidelijke uitspraak: “zonder berechting ook geen kans op gerechtigheid”. Daarbij dient ook de wijze waarop de berechting plaatsvindt rechtvaardig te zijn. Die rechtvaardigheid wordt niet bereikt als er langdurig preventieve hechtenis wordt toegepast in erbarmelijke omstandigheden.

Nu de kansen op een berechting in Irak en/of Syrië nihil zijn geworden en de moeders meegenomen kunnen worden bij de repatriëring van hun kinderen, voor zover dat in het belang is van de kinderen, kan er ook berechting plaatsvinden in Nederland, overeenkomstig de publiekelijk geuite wensen van het Nederlands Openbaar Ministerie en conform de

bepalingen die vastgelegd zijn in de Nederlandse Wetboeken van Strafrecht en Strafvordering. Ook het Rode Kruis heeft op haar website benadrukt dat iedereen recht heeftop een “eerlijk proces en een menswaardige behandeling”. Om dat te bereiken wil zij zich, onder regie van de Nederlandse overheid, inzetten voor de repatriëring van IS-kinderen en hun moeders.

De keuze voor repatriëring is ook pragmatisch, want hierdoor kunnen we inzicht krijgen in de aard en omvang van de radicalisering die in Nederland is begonnen en die verschrikkelijke gevolgen heeft gehad in Syrië en Irak. Gedurende de opsporings- en gerechtelijke vooronderzoeken kunnen mogelijk waardevolle bewijzen verzameld worden om het (inter)nationale onderzoeksteam te ondersteunen dat volgens de Nederlandse Minister van Justitie en Veiligheid (zie VNVR-resolutie 2379) in het leven is geroepen (zie brief aan de Tweede Kamer d.d. 21.02.2019).

Mag ik zo vrij zijn te denken dat vele oma’s, opa’s, ouders en kinderen in Nederland wensen dat de Nederlandse IS-kinderen dit jaar nog in Nederland in vrijheid verder mogen opgroeien, waarbij voor hen het jaartal 2020 geoormerkt wordt als hun bevrijdingsjaar?

En mag ik u ten slotte vragen of u, als hoeders van de Nederlandse rechtsstaat, bereid bent om uw zienswijze te heroverwegen aan de hand van de hiervoor genoemde argumenten? Dat wil zeggen: de menswaardigheid van uw beleid t.a.v. de IS-kinderen te toetsen en tot het uiterste te gaan om de hiervoor geformuleerde wensen in 2020 op te volgen?

In een democratie telt elk mensenleven.

Hoogachtend,
w.g.
Kornelis Jan Hendrik Hein (Kees)Sietsma.

CC De voorzitter van Tweede Kamer.
De fractievoorzitters van alle politieke partijen in de Tweede Kamer. De Kinderombudsvrouw.
De Stichting Werkgroep Herkenning.
De redactie van NRC en andere media.